Beleggen in microfinanciering is interessant voor beleggers die willen dat hun geld goed gebruikt wordt, maar het kan ook vragen oproepen. Uw geld gaat naar iemand in een ontwikkelingsland die daarmee een bedrijfje kan opstarten. Zie je daar wel wat van terug als belegger? En gaat dat niet ten koste van de boer die ook uw steun nodig heeft? Kortom: gaan de wens om goed te doen en de wens om je geld te laten ‘groeien’ wel samen?
‘Het draait inderdaad allemaal om de balans tussen impact en rendement’, zegt fondsmanager Florian Bankeman van Triodos Fair Share Fund (een fonds van fondsbeheerder Triodos Investment Management). ‘Wij letten daar goed op. Het begon voor ons met een probleem dat we wereldwijd zien: 1,4 miljard mensen hebben geen toegang tot financiële dienstverlening. Ze kunnen geen lening afsluiten om een bedrijfje te starten, of een spaarrekening openen om een buffer op te bouwen voor periodes waarin het minder gaat, bijvoorbeeld door ziekte. Of hoe een lening mensen in staat stelt hun vooruitzichten en die van hun gezin te verbeteren, zoals de vrouw die met een lening een restaurantje aan de straat begint en dankzij de inkomsten haar kinderen naar school kan sturen. Microfinanciering helpt mensen echt vooruit.’
Triodos Fair Share Fund is in 2002 gestart om financiële dienstverlening in ruim veertig landen mogelijk te maken in de vorm van microfinanciering en zo de sociaaleconomische ontwikkeling daar verder aan te jagen. Het idee daarvan is niet simpelweg geld geven, als een donatie of gift, maar juist geld verstrekken als een lening. ‘Mensen weten dat als ze die terugbetalen, ze weer een lening kunnen krijgen’, zegt Bankeman. ‘Er is dus langduriger toegang tot financiering dan bij een eenmalige gift. Het zorgt voor stabiliteit.’
Het fonds begon met zo’n 32 miljoen euro ‘in kas’, inmiddels zit er ruim 300 miljoen euro in het fonds (per juli 2024). ‘Wij investeren, al is dat indirect, in mensen en in hun toekomst. De microfinancieringsinstellingen waarin wij investeren, stellen boeren, kleine ondernemers, maar ook gezinnen in staat hun toekomst vorm te geven. Het gaat hier niet om consumptieve kredieten, maar om financiële basisproducten, zoals een lening aan een boer die zijn melk op de markt verkoopt. Daar is grote vraag naar. Je ziet de vooruitgang’, meent Bankeman. ‘Inmiddels bereiken de microfinancieringsinstellingen waarin we geïnvesteerd hebben in totaal zo’n 17 miljoen kredietnemers. Daarvan is overigens 82 procent vrouw. Juist vrouwen worden uitgesloten van bancaire producten, terwijl ze vaak beter met geld omgaan dan mannen. Door hen een lening te geven, helpen de microfinancieringsinstellingen ook de status van vrouwen te verbeteren.
Ook zijn er steeds meer specifieke kredietoplossingen voor specifieke behoeftes waar reguliere banken zich niet aan willen wagen. Bijvoorbeeld medische apparatuur voor doktersklinieken of vrouwen die een toilet bij huis willen omdat dat veiliger en hygiënischer is. Microfinanciering is een sector waar je direct de impact ziet.’
Risico en rendement
Tot zover de impact. Hoe zit het met het risico en het rendement? Bankeman: ‘De meeste microleningen worden terugbetaald. De terugbetalingspercentages zijn vergelijkbaar met of soms zelfs hoger dan hier. Ik krijg nog af en toe de vraag ‘of het niet te risicovol is om te investeren in arme ondernemende mensen’. Natuurlijk worden de bedrijfsplannen van elke ondernemer beoordeeld, en krijgt niet zomaar iedereen een lening. Die beoordeling doen de microfinancieringsinstellingen waar we in investeren.
Het risico in de landen waar we investeren is niet per se groter dan dat in een willekeurig West-Europees land. Bovendien spreiden we onze beleggingen over de wereld, om de risico’s beperkt te houden. En in de meeste landen in de wereld gaat het op dit moment eigenlijk heel goed, alleen lees je daar minder over. We investeren overigens niet in landen die te risicovol zijn, vooral ook als we er zelf niet heen kunnen reizen, zoals Afghanistan. In de twintig jaar dat het fonds nu bestaat, zie je dan ook een vrij stabiel rendement, zeker in vergelijking met de aandelenkoersen op de beurs.
Kritiek
Microfinanciering heeft in het verleden de kritiek gekregen dat het de leningnemers niet vooruit helpt, maar juist uitknijpt door ze te hoge rente te laten betalen. Klopt dat? Bankeman: ‘Elke sector heeft zijn rotte appels, dus ik steek mijn hand er niet voor in het vuur dat het nooit gebeurt. Wij werken met zo’n 100 microfinancieringsinstellingen in 40 landen, het aantal aanvragen is voor ons te groot om te behandelen, vandaar deze intermediairs. Zij krijgen een bescheiden deel van de opbrengst. Ook onze eigen kosten proberen we laag te houden. En we willen dat de rente die de eindklant betaalt redelijk is. Dat is sterk afhankelijk van de lokale omstandigheden.’ Daarom moet je het management van die instellingen ook in de ogen kunnen kijken, dat kan niet vanachter een bureau in Nederland. Wat is hun langetermijnvisie voor het land en de mensen? Dat allemaal checken is arbeidsintensief, daarom hebben we langdurige relaties met de mensen achter de microfinancieringsinstellingen. Soms zitten we ook in een Raad van Toezicht, vanuit die positie willen we onze kennis inbrengen en de instellingen helpen te professionaliseren.
We kijken ook goed naar wat het beleid van deze instellingen is bij crises, of er dan bijvoorbeeld uitstel van betaling mogelijk is. We willen immers voorkomen dat mensen in schulden komen door microfinanciering. Afgelopen jaar heeft een onafhankelijk Amerikaans onderzoeksbureau, 60Decibels, onderzoek gedaan onder 18.000 microfinancieringsinstellingen in 41 landen. Daarin gaf 88 procent aan dat hun kwaliteit van leven en (financiële) veerkrachtigheid toenam. En 6 procent zei dat de lening problemen gaf wat betreft terugbetalen. Dus voor veel mensen werkt het. En voor wie het niet werkt, daar bieden we hulp in de vorm van gesprekken en trainingen.’